Kattenziekte
Kattenziekte wordt vooral gezien bij kittens met een weinig tot geen afweer via de moedermelk. Door goede vaccinatie van kittens op 9 en 12 weken met een herhaling op 1 jarige leeftijd is de oudere kat goed beschermd.
Feline panleukopenievirus (FPV)
Het feline panleukopenievirus (FPV) is een parvovirus. Het is nauw verwant aan het canine parvovirus. Uit studies blijkt dat ongeveer 10% van de kattenziekte gevallen veroorzaakt wordt door het canine parvovirus (CPV) type 2a of type 2b2,3.
Besmetting met FPV vindt plaats via direct contact tussen 2 katten maar ook indirect via feces of een besmette omgeving.
Belangrijkste symptomen zijn koorts, braken en diarree. Het FPV is zeer resistent en kan buiten de kat tot 12 maanden overleven. Een kitten kan al in de baarmoeder besmet zijn als de moederpoes tijdens de dracht een infectie doormaakt of tijdens de dracht wordt gevaccineerd met een levend kattenziektevaccin. Een kat die besmet is kan 6 weken nadat het dier ogenschijnlijk weer gezond is nog steeds virus uitscheiden.
Het kattenziektevirus komt wijdverspreid voor. Tegenwoordig wordt kattenziekte vooral gezien bij kittens met een weinig tot geen afweer via de moedermelk.
Kattenziekte heeft een incubatietijd van 2 tot 10 dagen en is herkenbaar aan afwezige eetlust, sloomheid en braken, 2-4 dagen later gevolgd door diarree. De prognose is matig. Katten die de eerste 5 dagen overleven zonder ernstige complicaties hebben een redelijke kans op herstel, ook al kan dit weken duren. Een behandeling met vloeistoftherapie is belangrijk
Vaccinaties tegen FPV geven een goede en langdurige bescherming tegen ziekte en infectie. De ABCD4 en WSAVA5 adviseren zelfs om volwassen katten slechts om de drie jaar tegen kattenziekte te vaccineren. Standaard wordt voor kittens een tweevoudige of drievoudige basisvaccinatie aangeraden gevolgd door een boostervaccinatie rond 12 maanden leeftijd.
vooral kittens zijn gevoelig voor kattenziekte