een complex verhaal
Niesziekte complex
Bij niesziekte is sprake van een ontsteking van de voorste luchtwegen (“Upper Respiratory Tract Disease”). Meerdere ziekteverwekkers en managementfactoren kunnen een rol spelen bij het ontstaan van niesziekte.
Vandaar dat het beter is te spreken van het niesziektecomplex.
Hoewel een deel van de kattenpopulatie al gedurende vele jaren wordt gevaccineerd, is niesziekte nog steeds een van de belangrijkste problemen, vooral op plaatsen waar katten in groepen worden gehouden. Een te klein deel van de kattenpopulatie wordt gevaccineerd ( maar 20-30% van de katten) en daarom verdwijnt het virus niet.
Niesziekte komt vooral voor in situaties waar katten met elkaar in contact kunnen komen, zoals in catteries, pensions en asielen.
Besmetting kan plaats vinden via direct contact tussen zieke en gezonde dieren maar kan ook plaats door contact met ogenschijnlijk gezonde dieren die het virus dragen (=dragers) en gezonde katten. Daarnaast kan ook indirect contact leiden tot een besmetting. U kunt hierbij denken aan overdracht via kleding, dekens etc. Katten die niezen kunnen het virus over 1-2 meter verspreiden. Managementfactoren als hygiënische maatregelen, huisvesting en quarantaine zijn samen met vaccinatie belangrijke instrumenten om problemen met niesziekte te voorkomen.
Feline herpesvirus (FHV)
Feline herpesvirus wordt ook wel feline rhinotracheïtisvirus (FRV) genoemd. Het feline herpesvirus kan maar kort overleven buiten de kat.
Na een incubatietijd van 2 tot 6 dagen veroorzaakt FHV vaak een ernstige ontsteking van de voorste luchtwegen die wordt gekenmerkt door depressie, koorts, verminderde eetlust, niezen, hoesten, speekselen, oogontsteking en oog- en neusuitvloeiing. Soms zien we wondjes op de tong en longontsteking. De infectie is zelden dodelijk maar het kan wel 10-20 dagen duren voor de infectie over is.
Alle katten die een FHV infectie doormaken worden drager, waarbij het virus meestal latent aanwezig is (slapend) en de kat is niet besmettelijk voor andere katten. Echter na stress, zoals door verandering van huisvesting of bij het krijgen van kittens, kan het een week later tot uitscheiding van virus komen waarna de kat gemiddeld gedurende twee weken andere katten kan besmetten. Niet altijd is de kat ziek in deze periode. Katten kunnen levenslang drager zijn van FHV.
Dat herpesinfecties nog regelmatig voorkomen komt doordat kittens al geïnfecteerd kunnen zijn voordat zij voor het eerst worden gevaccineerd. Daarnaast beschermt vaccinatie wel tegen de ziekteverschijnselen maar niet tegen het ontstaan van dragerschap.
Feline calicivirus (FcV)
Het feline calicivirus (FCV) kan tot een week buiten het dier overleven en mogelijk zelfs langer in een vochtige omgeving. Van het calicivirus zijn meerdere typen bekend.
Normaliter verloopt een calici-infectie milder dan een herpesinfectie. De incubatietijd is kort. Een eerste koortspiek kan al 24 uur na infectie optreden. Meestal leidt FCV tot een minder ernstige voorste luchtweginfectie en is er sprake van minder ernstige uitvloeiing uit oog en neus. Ook hoesten en niezen komen in mindere mate voor. Meer karakteristiek voor een calici-infectie zijn de zweren op de tong en in de mondholte. Deze ulcera kunnen ook zonder verschijnselen van niesziekte bij katten worden aangetroffen. Bepaalde calicistammen kunnen het zogenaamde “limping syndrome” veroorzaken, waarbij koorts, gewrichts- en spierpijn en kreupelheid, telkens aan andere gewrichten, kunnen ontstaan, al of niet in combinatie met andere verschijnselen van een calici-infectie.
Ook calicivirus kan latent bij katten aanwezig zijn. In tegenstelling tot wat bij herpesdragers het geval is, vindt bij calicidragers vrijwel continu uitscheiding plaats. Deze uitscheiding kan levenslang plaatsvinden, echter bij sommige katten slechts een aantal maanden.
Dat calici-infecties nog regelmatig voorkomen, komt onder andere doordat:
- kittens al geïnfecteerd kunnen zijn voordat zij voor het eerst worden gevaccineerd.
- vaccins wel effectief zijn in bescherming tegen klinische verschijnselen, maar een infectie, en daarmee de kans op dragerschap, niet kunnen voorkomen.
- er bij calici sprake is van meerdere typen die in afweer opbouw van elkaar kunnen verschillen.
Bordetella bronchiseptica (Bb)
Bordetella bronchiseptica is een bacterie. De bacterie veroorzaakt bij honden de welbekende ‘kennelhoest / besmettelijke hoest’. Bb kan van kat op hond en omgekeerd worden overgedragen.
De klinische verschijnselen van een Bb-infectie zijn niet kenmerkend en variëren van een algemeen “niesziektebeeld” met neusuitvloeiing en niezen tot ernstige ademhalingsproblemen en longontsteking bij kittens. .
In tegenstelling tot bij honden wordt slechts zelden hoesten waargenomen.
In de kattenpopulatie komen dragers van Bb voor. De kans op Bordetellose neemt toe na infecties met andere luchtwegvirussen , na stress, bij slechte klimaatomstandigheden, bij slechte hygiëne en als katten intensief met elkaar in contact kunnen komen. Kittens worden vaak al op jonge leeftijd (op 5 tot 10 weken leeftijd) geïnfecteerd.
Chlamydophila felis
Chlamydophila felis is een bacterie.
Chlamydophila geeft vooral ontsteking van de ogen. Tijdens de acute fase van de infectie is er sprake van rode, gezwollen oogleden, ooguitvloeiing en knijpt de kat de ogen dicht. Meestal aan één oog. Vaak raakt later het andere oog ook aangetast.
Na vaccinatie tegen Chlamydophila ontstaat wel bescherming tegen klinische verschijnselen maar worden infectie en dragerschap niet voorkomen. Routinematig vaccineren van alle katten tegen Chlamydophila wordt niet aangeraden gezien het niet veel voorkomt.
https://www.youtube.com/watch?v=qOTYmC6D0pw&feature=youtu.be